Twee jaar geleden, toen ik na vele jaren nog eens naar Oezbekistan reisde, waren de verschillen tussen “vroeger en nu” enorm. Het Oezbekistan van net na de Perestrojka, vooral in de historische steden, oogde veel authentieker dan nu. De Oezbeekse overheid heeft veel energie (lees: poen) besteed aan het oppoetsen van de steden en het wegennet. Wat jammer genoeg voor mij Samarkand in een Disney- achtige sfeer onderdompelde.
Toen Joost en ik destijds met Rabotta de stad binnenreden over stoffige wegen, tussen de aftandse Camas trucks en overladen Lada´s, regelrecht het fabelachtige Registanplein op, was het gevoel overweldigend. Op zoek naar een plekje om de motor te parkeren tussen de kleurrijk gedrapeerde mensen, ploften we tenslotte neer op kwik-kwak stoeltjes voor een thee. Het was net die exotische, schilderachtige chaos die toen indruk maakte op ons. Twee jaar geleden, toen ik terug het Registanplein wilde op lopen, moest ik eerst een ticketje kopen om het intussen afgebakende plein te betreden tussen de vele toeristen. Het plein is nu betegeld met betonklinkers en de hele ´bazar´activiteit van vroeger is weg. Wat niet wegneemt dat ik nog steeds mijn ogen heb uitgekeken naar dit eeuwenoude, perfecte voorbeeld van islamitische architectuur. Het heeft me opnieuw gepakt, ontroerd, verbaasd. In de jaren ‘90 trokken Joost en ik met onze Rabotta steeds een massa nieuwsgierigen aan, die persé met ons wilden praten, altijd beginnend met dezelfde vraag: ‘ádkoeda?´ Wat zoveel betekent als ‘waar komen jullie vandaan?’ Het antwoord ‘Belgica’ loste zelden het probleem op. De meesten hadden nog nooit van ons land gehoord. Deze keer werden we benaderd door piekfijn in uniform geklede schoolkinderen, wat een leuke foto opleverde.
Enkele
jaren geleden heeft de Koreaanse autobouwer Deawoo een fabriek neergepoot in de
buurt van Samarkand en sindsdien is het straatbeeld volledig veranderd. Vandaag
zijn alle Lada´s, Volga´s en Moskvietsjen vervangen door meestal witte Daewoo´s.
Een ander merk krijgt geen voet aan de grond en de keuze beperkt zich dus tot
een Daewoo of… een Daewoo. De voordien kleurrijk aangeklede mannen lopen nu
rond in confectiepakken en vrouwen hebben met de islamisering terug hun chador
uit de kast gehaald. Moskees worden weer massaal bezocht door een menigte van biddende
mensen, die tot op de parking geknield hun geloof belijden. Ooit was het anders. Joost en
ik maakten naar goede gewoonte een lange wandeling tussen de toen nog
onaangeroerde historische gebouwen, waar we overal vrij konden binnenlopen, alvorens we terug onze Rabotta
aanzwengelden om richting Tashkent te vertrekken, toen nog Daewoo-vrij.
In
Tashkent spraken we af met mijn collega Ramiz, een Sovjetpartij-knecht van het
eerste uur (bewijs daarvan was onder anderen zijn Volga). Volga’s werden
exclusief voorbehouden voor partij-slaven die wat verder het Sovjetladdertje
waren opgeklommen. Ramiz zweerde erbij dat ‘our leaders’ zoals hij steeds met
overdreven respect zei, het bijzonder goed voor hadden met de bevolking. Het
dramatisch slinken van de Aral zee omdat ‘our leaders’ de Syr Darja en Amou
Darja rivieren, die deze zee hoorden te voeden, drastisch aftakten ter
bevordering van de katoenteelt in de woestijn, ontkende hij als een fabeltje. Joost
vertrouwde hem voor geen meter en dat had ik beter ook niet gedaan, maar
daarover gaan we niet meer zeuren. We hielden het onderhoud met Ramiz dan ook kort
en reden verder richting Kyrgizstan, via Chimkent in zuid-west Kazachstan om
dan verderop (een volle dagrit) de grens Kazachstan/Kyrgizstan over te steken
richting Bishkek, de hoofdstad van Kyrgizstan. Het verschil tussen Oezbeken en
Kyrgiezen is verrassend duidelijk, ook
de respectievelijke landen zijn volledig anders en dat zouden we al snel voelen... (wordt
vervolgd)
© AKÉ JACOBS 2024
Geen opmerkingen