Dezelfde chauffeur met dezelfde witte Volga trok met ons terug de witte
bergen in, deze keer voor een rit van zeshonderd kilometer. Net als tijdens de
vorige rit was het bergdecor wondermooi, maar niet voor lang, want in
Noordelijke richting maakte het Kaukasus gebergte plaats voor de Zuid-Russische
steppe. Veel heb ik er niet van gezien want op de ouderwetse, comfortabele
achterbank van de Volga deinde ik al snel weg in een heerlijke siësta.
Toen ik wakker werd was het alsof we door een heel andere wereld reden.
Het landschap leek oneindig, er was geen boom te zien in deze monotone, witte
vlakte. Mongoolse types, warm ingeduffeld in
dikke jassen, kruisten hier en daar ons pad op een ezeltje of op een driewieltraktor.
Anders dan de andere Kaukasische buurvolkeren, die al sinds het begin van de
jaartelling op of naast hun berg woonden, zijn deze Kalmukken nomadisch. Ze
vertrokken in de 17de eeuw, na een massale, gedwongen exodus vanuit Dungan
(oost- Mongolië) en zijn dus relatief ’nieuw’ in deze regio. Waarschijnlijk herinnerde dit steppegebied hen aan hun thuisland en werd
het meteen geschikt bevonden om er hun yurt’s (nomadententen) in neer te poten. Elista, de hoofdstad van Kalmykia was helemaal anders dan wat ik
voordien zag. De Sovjet huizenblokken en het wegennet leken in goede staat, de
mensen waren relax. Onze chauffeur wist precies waar hij ons moest droppen,
want stopte pal voor het locale
Intourist Hotel met de inspiratieloze naam: ‘Hotel Elista’.
Op advies van Dan had ik voor de aanvang van de reis een brief gestuurd
naar het ministerie met de reden van dit bezoek. Ik had onder andere verteld
dat de nomadencultuur mij enorm interesseerde. Dat viel blijkbaar in de smaak
van dit Mongolenvolk. Dezelfde avond van onze aankomst nog werden we al
verwacht op een diner bij een notabele heer, wiens naam ik jammergenoeg
vergeten ben. We kwamen binnen in een erg deftig ogend huis waar ik, als
‘hoofdgast’, ceremonieel een witte zijden sjaal omkreeg. Mijn twee vrienden
kregen een blauw exemplaar. We werden verzocht om aan een mooi gedekte
feesttafel aan te schuiven, met mij aan het hoofd. De hele avond stond er een
jonge vrouw, gekleed in een traditioneel, geel zijden gewaad achter me. Ze
zorgde er stilzwijgend voor dat zowel mijn theekopje, mijn wijnglas én mijn
bord steeds gevuld bleven.
Dan hield het gesprek met de gastheer aan de gang en
ik hield stilzwijgend en onbewust de gele juffrouw bezig. De gastheer knikte
vriendelijk en goedkeurend vanaf de overkant van de tafel, telkens het gele
meisje mijn glas vulde. Ik knikte beleefd terug. ‘Vreemder kan het niet worden’,
dacht ik ’s avonds in mijn hotelkamer. Maar jawel hoor, na het ontbijt de volgende
ochtend, werden we alweer opgewacht voor een bezoek aan het staatsmuseum. Daar
stond een filmploeg te wachten van ‘TV Kalmuk’. Een journaliste duwde een grote
microfoon in mijn gezicht en stelde me allerlei vragen in het Engels over het
hoe en waarom van dit bezoek. Intussen leidde ze me langs allerlei
kunstvoorwerpen in het museum, die ik zo geïnteresseerd mogelijk bewonderde.
Moeilijk was dat niet, hun originele zijden kledingstukken, vaak geweven en
gekleurd in ‘Ikat’ stijl, waren super mooi. Opmerkelijk vond ik het feit dat
dit nomadenvolk boeddistisch is en dat het dus ook logisch is dat zowel de
boeddhabeelden als de bijhorende altaren niet te groot mochten zijn in functie
van hun trektochten. Ik durfde het niet hardop zeggen, maar het had veel weg
van een Barbiedorp. Binnenin het museum stond er ook een yurt opgesteld, die behalve
nomadentapijten, wolven- en berenhuiden, klein meubilair etc, ook een volledig
altaar met aangeklede Boeddhabeeldjes had, een verhuisbare tempel. Wat had ik graag
zo’n aangekleed Boeddha’tje gejat om mijn dochters te verrassen, maar ik hield
me in. Vervolgens bezochten we een oerlelijke betonnen Boeddhistische Tempel,
waar we verwelkomd werden door een groepje vriendelijke monniken in oranje
gewaden en warme, witte wollen sokken in open sandalen. ’s Avonds gingen we
naar de stadsfeestzaal waar allemaal opgetutte mensen gezellig met mekaar
stonden te praten en aan overvolle buffettafels aanschoven.
Er werd royaal champagne
en wodka geschonken. Het was behoorlijk genant want we beseften alledrie dat we
totaal onaangepaste kledij aanhadden. Ikzelf liep rond met bergschoenen, een spijkerbroek
en een wollen trui. Die laatste hield me wel lekker warm in deze grote,
nauwelijks verwarmde zaal. Kalmukken zijn leuke, erg open mensen. Dat bleek o.a.
uit de vele keren dat gezette dames, met boa’s, of vossen rond hun nek,
steevast hun arm kruisten met de mijne en luid ‘nazdrovje’ riepen terwijl ze - en
ik dus ook - een glas wodka binnen keilden. Ik ben sowieso geen grote drinker,
dus behoorlijk betoeterd moest ik later op de avond plaats nemen op de eerste
rij van een grote concertzaal naast de broer van de president. Twintig minuten
later, toen ik net gezellig lag te snurken op de schouder van mijn notoire
buurman, werd ik gewekt door een Engelstalige dame die me naar het podium
leidde. Net aangekomen aan de microfoon, brak de hak van een van de stilettoschoenen
van mijn tolk af. Voordat ze met één schoen in de hand wegsnelde, riep ze nog
snel dat er verwacht werd dat ik iets zou zeggen over mijn bezoek en ik een
liedje hoorde te zingen in mijn moedertaal. De hele zaal keek me vol
verwachting aan. Ik herinner me niet goed meer waarover ik precies heb staan
lallen, maar anticiperend op hun nomaden- en boeddhistische cultuur, vond ik
dat ‘portable buddhism’ wel lekker klonk. Het lied in mijn moedertaal was
andere koek. Iedereen zou hier meteen iets verzinnen, maar ik kon letterlijk
geen enkel Nederlandstalig chanson bedenken, tot ik mij plots de hit van de koning
van het Vlaamse lied, Will Tura, herinnerde: ‘Ik ben zo eenzaam zonder jouw’.
Zelfverzekerd dacht ik dat dit me wel zou lukken. Na een rochelende ‘ahum ahum’
brulde ik uit volle borst: ‘Ik ben zoooooo éénzaammm zzonderrr jouw……’ maar wat
was verdorie die tweede zin alweer? …’la la la la lalaa lalaa’. Vijf lalala’s
later gaf ik het op, boog mijn hoofd en riep wanhopig ’spasibo’ (Dank u)! Wat
er nadien nog gebeurde en hoe ik in hotel Elista ben geraakt herinner ik me
niet meer. Maar ik houd er wel wéér een contract voor het renoveren van nóg een
luchthaven, nl. Elista Airport, aan over…
© TEKST EN FOT’S: AKÉ JACOBS 2023
Geen opmerkingen