Een plek die je niet mag overslaan op een reis door Sri Lanka zijn de theeplantages van Nuwara Eliya, gelegen in de Centrale Hooglanden. Het is er groener en koeler dan in de rest van het land en alles ademt er nog volop het Britse koloniale verleden. Voor liefhebbers is het meteen een mooie gelegenheid om te zien waar je dagelijkse kopje Ceylonthee vandaan komt. Welkom in het aards paradijs.
Ceylonthee, een succesverhaal. Als fervent liefhebber van Ceylonthee mag een bezoek aan een plantage niet ontbreken op mijn reis door Sri Lanka. Daarvoor trek ik naar Pedro Estate in Nuwara Eliya, de stad aan de voet van Mount Pedro (2524m), de hoogste berg van Sri Lanka. Het wordt ook wel de 'champagnestreek' van Sri Lanka genoemd, omdat de grands cru's onder de theeën hier vandaan komen. Een golfterrein, hotels in Tudorstijl, Anglicaanse kerken, bakstenen huizen en hier en daar een verdwaald rood telefoonhok: het Britse koloniale verleden is er alomtegenwoordig waardoor de stad de bijnaam 'Little England' kreeg. Het was in deze regio én met de Schot James Taylor dat in 1867 het succesverhaal van de Sri Lankaanse thee industrie begon. Vandaag is het eiland met een productie van meer dan 300.000 ton per jaar, de op twee na grootste theeproducent ter wereld.
"Met meer dan 300.000 ton per jaar, is Sri Lanka de op twee na grootste theeproducent ter wereld."
Pedro Estate. Bij Pedro Estate, gesticht in 1885, neemt een ranke Sri Lankaanse me mee op een gegidste tour. Hun plantages liggen op iets meer dan 1900m hoogte, hoog genoeg dus om Ceylonthee van de beste kwaliteit te maken. Omdat het pijpenstelen regent, skipt mijn gids het bezoek aan de plantage, maar die verken ik later wel op eigen kracht. En dan blijkt het verboden om in de fabriek foto's te nemen. Industriële spionage? Lijkt me sterk, want de machines die ik er zie zijn minstens een eeuw oud (en blijken nog perfect te werken). Tussen het plukken van de theeblaadjes en het transport van de thee naar de veilingen in Colombo ligt een complex proces. Samengevat, en afhankelijk van de theesoort, wordt er geschoffeld, gerold, gefermenteerd, gegrild en gesorteerd. 'Zwarte thee is het populairst. Daarnaast stijgt de vraag groene thee en witte thee zit in de lift', vertelt de ranke Sri Lankaanse. 'Heel typisch aan Ceylon thee is het hoge gehalte aan antioxidanten, wat dan weer goed is voor de gezondheid.' Na afloop proef ik hun signatuurthee, Inverness, in de degustatieruimte met een mooi uitzicht op de plantages. Het is een lichte, lekkere thee met zachte citrustoetsen, helemaal wat je van een goeie Ceylonthee mag verwachten.
"Na de zware regenval hangen er lange nevelsluiers tussen de plantages. Zelfs bij donker weer zijn ze onwaarschijnlijk mooi."
Two leaves and a bud. Na de zware regenval hangen er lange nevelsluiers tussen de plantages. Zelfs bij donker weer zijn verbazend mooi. Een groep oudere vrouwen plukt er aan een ongeziene snelheid theeblaadjes. Eén van hen wil de taalbarrière overwinnen en knoopt een gesprek met me aan in een moeilijk verstaanbaar Engels. Ze vertelt me dat ze net als de meeste pluksters uit Indië komt. Naar eigen zeggen is ze 65 jaar, maar ze ziet er een stuk ouder uit. Haar werk is pure routine. 'Always picking two leaves and a bud,' stamelt ze terwijl ze telkens de twee bovenste blaadjes met het knopje plukt. Sri Lanka is een van de weinige landen waar thee nog met de hand wordt geoogst, wat de smaak alleen maar ten goede komt. Eén plukster oogst ongeveer 15 kg theeblaadjes per dag die ze zelf weegt en naar de fabriek brengt. Ook snoeien en het bemesten van de planten staat op hun takenlijstje. Als ik al die vrouwen in weer en wind met zware zakken theeblaadjes op hun rug, de hellingen zie op- en aflopen, besef ik plots dat er voor mijn dagelijkse kopje thee verdomd hard wordt gewerkt. Respect!
"Sri Lanka is een van de weinige landen waar thee nog met hand wordt geoogst, wat de smaak alleen maar ten goede komt."
Aards paradijs. De volgende ochtend baadt Nuwara Eliya onder een stralende zon. Omdat ik de theevelden ook bij zonnig weer wil zien, huur ik een tuk-tuk met driver in die me urenlang door de plantages rijdt aan een equivalent van nog geen 5 euro. De mooiste landschappen schuiven aan me voorbij, de vele tinten groen, die mooi afsteken tegen de blauwe hemel, zijn amper te tellen. 'Als er een aards paradijs bestaat, dan is het wel hier,' lacht m'n tuk-tuk driver. En dat is niet eens zo ver gezocht. Want in de verte toornt Adams Peak, de heilige berg waar Boeddha, Adam en Shiva hun eerste voet op aarde hebben gezet, hoog boven het landschap uit. Nog mooier wordt het wanneer ik 's middags met het watervliegtuigje naar Colombo opstijg tussen de nietsvermoedende roeiers op Gregory Lake. Minuten lang vliegen we boven de theeplantages en de regenwouden die vanuit de lucht nóg groener ogen. Het is dan ook geen wonder dat Unesco dit magische landschap op haar Werelderfgoedlijst heeft gezet.
"Als er een aards paradijs bestaat, dan is het wel hier,' lacht m'n tuk-tuk driver."
Info over reizen naar Sri Lanka: www.srilanka.travel
PEDRO ESTATE PRAKTISCH:
Pedro Estate: Ligt op 3,5km uit het centrum van Nuwara Eliya en is alle dagen open van 8 tot 12.30u en van 14 tot 17u. Toegang: 200 LKR (0,50 euro)
Overnachten: De uitvalsbasis voor mijn stop bij de theeplantages was Jet Wing Saint-Andrew's in Nuwara Eliya. Het hotel is een prachtig gerestaureerd landhuis in Georgiaanse stijl. Vier kamertypes: superior, deluxe, suite en gem suite. Uitstekend restaurant met Sri Lankaanse gerechten, gezellige bar, grote tuin en voor de liefhebbers: een 120 jaar oude snookertafel.
Geen opmerkingen